1:11:24
Ik kan niet vertrekken zonder van m'n
zoon en van jou afscheid te nemen.
1:11:29
We dachten dat als wij
naar jou toekwamen. . .
1:11:33
we een paar minuten
extra zouden hebben.
1:11:40
Vergeet nooit, m'n jongen:
1:11:43
Wat jij niet loslaat,
zal niemand je afnemen.
1:11:49
Heil en vaarwel, kleine Caesar.
1:12:06
Is het een eeuw geleden dat ik in
een kleed aan je voeten werd gelegd?
1:12:13
Of was het gisteravond?
1:12:26
Wanneer laat je ons overkomen?
-Weldra.
1:12:29
Hoe gauw? Wanneer?
-Het duurt even voor ik Rome bereik.
1:12:35
Hoe gauw daarna dan?
-Binnen redelijke tijd.
1:12:39
De tijd is onze vijand.
-Moet ik hem voor je veroveren?
1:12:45
Wat voor krijgsplan
heb je in je hoofd?
1:12:49
Ik moet je zoon naar Rome brengen.
1:12:52
Rome moet Caesars zoon aanschouwen.
1:12:55
De zoon die eens over Caesars
wereld zal heersen.