:33:01
En ondertussen z'n cellen zo te vormen
dat ie ze kon namaken.
:33:07
Dit, bijvoorbeeld.
:33:10
Dat is geen hond.
:33:13
't ls namaak.
We waren erbij voordat ie het af had.
:33:19
Wat af had?
:33:21
Het namaken van deze honden.
:33:30
Rustig.
:33:45
Merkte je iets vreemds aan de hond,
wat dan ook?
:33:48
Vreemds? Nee.
:33:52
Wat deed de hond in de recreatiezaal?
:33:55
Dat weet ik niet.
Hij zwierf de hele dag door het kamp.
:34:01
Bedoel je dat de hond pas gisteravond
in de kennel werd gedaan?
:34:05
Juist.
:34:08
Hoe lang was je alleen met die hond?
:34:11
Weet ik niet, een uur, anderhalf misschien.
:34:16
Waarom kijk je me zo aan?
:34:22
-lk weet 't niet.
-Wat?
:34:25
lk weet 't niet. Waarschijnlijk is 't niets.
:34:30
't ls helemaal niets.
:34:42
Hoeveel is hier nog van?
:34:44
Zo'n negen uur.
:34:47
Hier worden we niet wijzer van.
:34:50
Zal wel niet.