1:50:00
Ik moet gaan.
1:50:02
Blijf, 't wordt leuk.
1:50:08
Doe 't niet !
1:50:09
- 't Is veel geld !
- Wanneer ?
1:50:11
Wij hebben 't nu nodig.
Hij betaalt of jij weigert.
1:50:15
Ik wantrouw die man.
1:50:17
En wat deed hij met je stuk ?
Het was ordinair !
1:50:20
Je vond 't leuk.
1:50:22
Aapie, flappie.
1:50:24
De halve recette !
Je zult nooit 'n cent zien.
1:50:27
Ik wil 't hier in mijn hand !
1:50:29
Ik zal 't in je hand doen.
1:50:33
Je doet niets in mijn hand
voordat ik geld zie !
1:51:00
Doe niet open.
1:51:03
Waarom ?
1:51:10
Zeg dat ik er niet ben.
1:51:15
Zeg dat ik eraan werk.
1:51:19
Dat ie morgen komt.
1:51:36
Stoor ik soms ?
1:51:38
- Nee.
- Goed.
1:51:40
Waar is onze vriend ?
1:51:42
Hij is er niet.
1:51:44
Maar hij werkt eraan.
1:51:48
Is dat 't ?
1:51:56
Is hij er blij mee ?