:32:02
- Wanneer kunnen we terugvliegen ?
- Waarom gaan we niet per schip ?
:32:09
Ruprecht is dol op varen.
:32:16
Heb ik je nooit over hem verteld ?
Ruprecht is mijn broer.
:32:20
- Heb je 'n broer ?
- Ja, de jonge prins.
:32:25
Dus ik kom straks thuis
met twee prinsen ?
:32:29
Waar ik ga, gaat Ruprecht ook.
:32:33
- Wanneer leer ik 'm kennen ?
- Hij is op zijn kamer.
:32:38
- Zal ik je aan hem voorstellen ?
- Graag.
:32:52
- Wat doet hij hier ?
- Hier woont hij.
:33:07
Ik moet je waarschuwen
dat Ruprecht anders is dan anderen.
:33:21
Ruprecht, ik ben het. Je broer.
:33:24
Maak geen onverwachte bewegingen.
:33:45
Je hebt weer op je pannen staan slaan.
:33:52
Als je zo doorgaat,
heb je straks geen pannen meer over.