1:03:04
Hoe is het ?
1:03:05
Waar was je al die tijd ?
- ik heb het druk gehad.
1:03:08
Hoe gaan de zaken ?
- Geweldig.
1:03:10
We wilden weten wanneer je langskwam.
- Hoe gaat het met mijn broer ?
1:03:14
- Hij is... Mookie is 'n goeie jongen.
1:03:19
Lieg niet.
- Hij maakt maar 'n geintje.
1:03:22
Wat wil je hebben ?
- Een gewoon stuk.
1:03:24
Nee, ik maak iets speciaals voor je.
1:03:29
Graag.
1:03:30
Wat wil je drinken ?
- Crème soda.
1:03:33
Je dronk altijd limonade.
Dat is toch zo ?
1:03:37
ik wou eens iets anders.
- Maak die tafel in orde voor Jade.
1:03:43
Goed, pap.
Kom hier, Jade. Ga zitten.
1:04:06
Twintig D-batterijen.
- Twintig C-batterijen ?
1:04:09
D, geen C.
- C-batterijen ?
1:04:13
- D, idioot. Leer 's Engels spreken.
1:04:17
Hoeveel zei je ?
- Twintig, trut. Twintig !
1:04:22
Trut zelf !
1:04:25
ik mag jou wel.
1:04:28
Geef me nou die batterijen.
Twintig D-batterijen.
1:04:33
Wat voor datum staat erop ?
1:04:38
De datum.
- Wat ?
1:04:40
Spreek je geen Engels ? De datum.
1:04:43
De datum ?
- Datum ?
1:04:45
Marcha !
- Marcha ?
1:04:47
Waar heb je het over ?
- 1991.
1:04:50
Maart, idioot.
1:04:54
Zijn het er twintig ?
- Twintig.
1:04:56
Haal ze eruit en tel ze opnieuw.
1:04:59
Tel ze opnieuw, man.
- Eikel.