:15:33
Ik ben het.
:15:35
Ik wou dat je thuis was.
Kun je niet komen?
:15:38
- Wat is er, schat?
- Ik weet het niet.
:15:42
Ik werd een beetje bang.
:15:47
I- k wil graag dat je thuiskomt.
- Wat is er, schat?
:15:55
Ik weet niet. Ik pakte net wat
glazen in.
:16:01
En ik werd ineens heel bang.
:16:06
Je verhuist toch niet alleen voor mij?
:16:11
Je wilt het toch zelf ook?
:16:14
Het belangrijkste is
dat we samen zijn.
:16:18
- Ja, maar je bent niet hier.
- Ik ben er gauw.
:16:27
Zeg het.
:16:30
- Zeg het.
- Ik ben gauw thuis.
:16:32
Nee, zeg het.
:16:35
Ik ben gauw thuis en
ik hou van je.
:16:41
Ik hou ook van jou.
:16:44
- Voel je je beter?
- Nee, dat niet.
:16:56
Help nou even.