:50:09
Hou hierover je mond tegen je moeder.
:50:12
lk wil niet dat ze zich zorgen maakt.
:50:18
lk zou die klootzak willen vermoorden.
lk haat hem.
:50:23
Je bent te jong om zo te praten.
:50:26
Toch haat ik hem.
:50:29
En hij heeft niet het recht
om zo over jou te praten.
:50:33
Hij is gemeen tegen jullie.
:50:37
Je moeder en die man die me eten
wil geven, komen zo terug.
:50:42
Blijf je hier lang?
:50:45
lk denk 't. Als jij dat wil.
:50:49
lk heb nog paté en crackers
als je lust.
:50:54
Hoe kun je dat opeten
als je weet wat erin zit?
:50:59
Het is best lekker, vind ik.
:51:03
lk vind 't leuk zoals jij praat.
-En ik zoals jij praat.
:51:11
Denk je dat er echt
jongeheren in zitten?
:51:14
Je weet dat je dat niet mag zeggen.
:51:19
Het ruikt best vreemd.
-Het ruikt sterk, ja.
:51:23
Kijk, je had gelijk.
Volgens mij zie ik er daar een.
:51:51
Kunt u me de mosterd aangeven?