1:06:01
U lijkt me helemaal
geen keiharde aanklager.
1:06:05
Is dat goed of slecht ?
1:06:11
Geen idee.
1:06:14
Ik zei het u al aan de telefoon.
1:06:17
Ik ga niet om met mijn vader.
Dit is puur tijdverlies.
1:06:22
Denkt u dat ik zomaar wegga ?
1:06:27
Goed.
1:06:30
Goed dan.
1:06:32
Uw vader is verdwenen.
1:06:37
- U moet me helpen.
- Luister.
1:06:39
Inspecteur, ik ken hem niet.
1:06:42
Hij zat in de cel. Toen hij vrijkwam,
gingen moeder en ik weg.
1:06:46
We houden geen contact.
1:06:48
Ik heb 'm één keer gezien dit jaar.
1:06:50
Wanneer dan ?
1:06:53
Onlangs.
1:06:56
Hij ging misschien weg.
Ik hielp u. Mag ik nu werken ?
1:07:00
- Weet u waar hij is ?
- Hou me niet op.
1:07:03
U vindt 'm niet
als hij dat niet wil.
1:07:05
Heeft hij het land verlaten ?
1:07:08
U zal hem niet herkennen.
1:07:11
Hij kan om de hoek wonen.
1:07:15
- Hij heeft 'n adres.
- Waar ?
1:07:17
Geen idee.
1:07:18
Hoe weet u dat dan ?
1:07:21
Moeder hield van hem.
1:07:23
Zelfs op haar sterfbed kon ze
alleen over hem praten.
1:07:28
"Had hij dit maar niet gedaan.
1:07:31
- Had hij dat maar niet gedaan."
- Wat nog ?
1:07:38
- Hoe lang woont hij hier al ?
- Jaren.
1:07:40
Nooit geweest.
1:07:46
Dat een dief
hier zijn sleutel legt...
1:07:49
Deed hij altijd.