Affliction
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

:31:02
Doe die sigaret uit.
:31:04
Verdomme.
:31:07
Hij schoot zich vast in de voet.
Meestal is het zoiets.

:31:11
Ik had jou moeten sturen.
- Dat wou ik ook.

:31:14
Ik ga liever jagen
dan te bevriezen op die bulldozer.

:31:18
Maar Jack jaagt beter
en hij kan niet sneeuw ruimen.

:31:22
Onzin.
:31:27
Vast Twombley.
- Moet ik hen volgen naar Littleton ?

:31:31
Nee, laten we eerst met Jack praten.
Hij weet wat er gebeurd is.

:31:36
Dat is hem geraden.
:31:46
Daar is Jack.
:31:49
Ik registreerde 169 kmlu.
- 169 ? Da's behoorlijk snel.

:31:54
Het bleek zo'n knul te zijn
die hier in het weekend komt.

:31:58
Hij vroeg of we het konden vergeten
en zwaaide met honderd dollar.

:32:05
Heb je het gehoord ?
:32:06
Dat Twombley neergeschoten is.
- Ja.

:32:09
Pas op met de hond.
Hij bijt je kop er zo af.

:32:12
Hij mag me wel.
:32:14
En ?
- 30-30, van dichtbij.

:32:16
Jezus.
- Haalt hij het ?

:32:19
Op slag dood, opengereten.
:32:21
Je kon je vuist in zijn rug steken.
In zijn borst ook.

:32:26
Heb je het gezien ?
- Nee.

:32:28
Wel gehoord. We waren bij elkaar.
Ik had een hert gezien.

:32:32
Ik keek naar de rots waar hij op stond
en daar lag hij, morsdood.

:32:37
Ik heb het meteen gemeld.
:32:40
Dit wordt een puinhoop.
Zijn dochter en haar man zijn hier.

:32:44
Zag jij hem niet, Wade ?
- Ja, hij reed me bijna overhoop.

:32:48
Breng jij hem op de hoogte ?
- Tja, mijn dag is toch al verknald.

:32:53
Geef me de sleutels. Ga terug met Jack.
Je moet nog sneeuw ruimen.

:32:58
Het is niet afgelopen.
- Zit er je wat dwars ?


vorige.
volgende.