Soldier
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

:39:23
lk wou hem deze sjaal geven,
maar hij was opeens weg.

:39:26
Hij is mooi.
:39:28
Die vindt hij vast mooi.
:39:29
Hij heeft me het leven gered.
Dat heb je vast wel gehoord.

:39:34
Geef hem zelf maar.
:39:36
Hij is in de vergaderruimte.
:39:38
Hij is aan het trainen.
:40:08
Kinderen...
:40:11
Jullie moeten je lessen leren.

vorige.
volgende.