1:07:04
Mag ik je nog één vraag stellen?
1:07:09
-Wat had je besteld?
-Wanneer?
1:07:13
-Toen je vader vermoord werd.
-Weet ik veel.
1:07:18
Weet je dat niet meer?
Wat at je vader?
1:07:22
-Ik kan het me niet herinneren.
-Doe je best.
1:07:26
Het is een simpele vraag.
Wat at je vader?
1:07:39
Penne.
1:07:42
En wat at jij?
1:07:48
Ravioli.
1:07:51
-Stond het eten al op tafel?
-Ze kwamen het net brengen.
1:07:56
Zag je de moordenaars aankomen?
1:08:00
Eentje.
1:08:03
Hij was verkleed als hulpkelner.
1:08:06
-Zag je vader hem ook?
-Nee.
1:08:10
-Ik wist dat er iets niet klopte.
-Hoezo?
1:08:13
Die broek was te mooi
voor een hulpkelner.
1:08:17
-Hij kwam dus aanlopen.
-Ik keek naar hem.
1:08:21
Zei je iets?
1:08:28
Pa was woest op me.
Ik kon niks zeggen.
1:08:31
En jij was boos op hem.
1:08:34
En toen?
1:08:36
Die tweede zag ik niet.
M'n moeder begon te gillen.
1:08:40
-Je geeft jezelf de schuld.
-Ik had hem kunnen redden.
1:08:45
-Je was boos op hem.
-Ik had iets moeten zeggen.
1:08:48
-Je kon hem niet redden.
-Ik heb hem vermoord.
1:08:53
Je hebt hem niet vermoord.
Hij had zelf voor dat leven gekozen.
1:08:57
Ik heb hem dood laten gaan.