:47:07
-Vreselijk om tegen ze te liegen.
-Ja. We zijn er niet goed in.
:47:12
Ze hebben 't toch door.
:47:37
-Wat is dat?
-Wat?
:47:39
-Wat je in je mond stopt.
-M'n beetplaatje.
:47:43
-Beetplaatje?
-Ja, m'n beetplaatje.
:47:46
-Waarom heb je die?
-Voor m'n beet.
:47:50
-Wat is er mis mee?
-M'n tanden staan scheef.
:47:54
-Scheef?
-Ja, scheef.
:47:57
En hiermee probeer je ze
te ontscheven?
:48:05
Heb jij wat besteld?
:48:12
-Erin. Wat is er?
-Niets. Er is niks mis.
:48:17
-Is alles goed?
-Er is niets.
:48:20
Ik kon niet slapen
en ik ben weggeglipt.
:48:24
Ik wil bij jullie slapen.
:48:28
Dat is goed.
Ik ga bellen dat je hier bent.
:48:37
Waarom is daar 'n bed opgemaakt?
:48:40
Ik las en wilde mama
niet wakker maken.