1:21:10
Tweeëntwintig,
vierenveertig sjorringen.
1:21:16
Vierenveertig sjorringen.
1:21:20
We moeten weer touw maken.
1:21:26
Heel veel touw, Wilson.
1:21:35
Acht sjorringen hieromheen.
Dat is vierentwintig per stuk.
1:21:40
Dat worden er dus honderdzestig.
1:21:44
Dit is vandaag. We hebben dus
anderhalve maand tot april...
1:21:50
...wanneer de kans 't grootst is
op hoogwater en aflandige wind.
1:21:55
We hebben honderdeenenveertig
meter touw nodig...
1:22:01
...plus nog eens zeventien extra.
1:22:04
Rond dat af op honderdzestig meter.
1:22:08
Als we gemiddeld vijf meter
per dag maken...
1:22:12
En we moeten het nog bouwen...
1:22:16
...en bevoorraden en te water laten.
1:22:22
Dat wordt krap.
1:22:24
Dat is niet veel tijd.
1:22:27
En ons leven draait
om de tijd, nietwaar?
1:22:34
Laten we niet de zonde begaan
de tijd de rug toe te keren.
1:22:43
Ik weet het.