1:30:04
krijg nou wat.
1:30:21
Het is gelukt.
1:30:30
krijg nou wat.
1:30:33
Het lukt ons.
1:30:37
Het gaat goed met ons.
1:30:40
't Gaat goed met ons.
1:30:43
Je bent piloot.
1:30:44
Je bent piloot.
-Nee, jij.
1:30:46
Ik ben piloot.
-We worden piloot.
1:30:48
We worden later piloot.
1:30:51
Zagje onze hond?
-Hoe heet hij?
1:30:54
De fijnste hond ter wereld.
1:31:00
En ons gezin?
1:31:03
Wreed.
1:31:07
Die mevrouw zag er bekend uit.
1:31:10
Dat vond ik ook.
1:31:25
Moetje ons zien.
1:31:28
Moetje ons zien.
1:31:35
Ik ben geen watje.
1:31:53
Moetje ons zien.