1:03:06
Ik ga niet met ze mee.
- Ik krijg het niet meer op een rijtje.
1:03:10
Ik ook niet.
- M'n uitgever is er. Dat boek moet af.
1:03:15
Ik val u niet lastig. Ik zeg niks.
- Het zijn wel je ouders die er staan.
1:03:21
Dat zijn m'n ouders niet.
1:03:23
Dat zijn m'n grootouders.
M'n ouders zijn dood.
1:03:28
Die man is duidelijk je vader.
Je lijkt op hem.
1:03:33
Daar is een reden voor.
1:03:36
Hou toch op.
- Daarom moet ik in de kelder slapen.
1:03:40
In de kruipruimte, tussen de ratten.
1:03:43
Ze doen of ik een zonderling ben.
- Dat ben je ook, net als ik.
1:03:48
U begrijpt niet hoe dat is.
- Inderdaad niet.
1:03:52
En ik heb niet met je te doen,
want ik weet niet wie je bent.
1:03:57
Zeg 's eerlijk:
1:03:59
Heb jij me de afgelopen 36 uur
één ding verteld dat waar is ?
1:04:06
Ik wou gewoon een tijdje bij u zijn.
Verder niets.
1:04:15
Ik ben docent, geen Holiday Inn.