1:24:01
Hoe weet u dat zo zeker?
- Waarom lijkt uw vrouw bang van u?
1:24:06
Weet zij wat er echt
met die hand is gebeurd?
1:24:14
Kan ik wat te drinken krijgen?
1:24:17
Wat is er zaterdag echt gebeurd?
1:24:21
U heeft gelogen.
1:24:23
Dat mag je denken.
1:24:25
Denkt u dat dit grappig is?
- Nee. Ik ben moe en ik heb een kater.
1:24:30
Mijn auto is niet alleen gestolen,
maar ik mag hier ook niet weg.
1:24:38
Goed.
1:24:40
Hoe komt dat bloed in u auto?
1:24:43
Welk bloed?
- Dat op de voorbank.
1:24:47
Waarom kijkt u naar hem?
1:24:51
Krijg ik nog iets te drinken, Sean?
1:24:55
Natuurlijk.
1:24:57
Ik snap het al.
1:24:59
Jij bent de aardige agent.
1:25:01
Wil je dan ook
een broodje meebrengen?
1:25:04
Ik ben je slaafje niet.
Je wacht maar.
1:25:09
Wiens slaafje ben je dan wel?
1:25:14
Het bloed op de voorbank.
Beantwoord de vraag.
1:25:20
We hebben hekwerk achter in de tuin.
1:25:23
Na school sla ik vaak een balletje
met m'n zoontje.
1:25:27
Hij is goed,
dus er gaan veel ballen over het hek.
1:25:31
Dan klim ik er overheen.
Maar ik gleed uit...
1:25:33
en toen heb ik me opengehaald.
1:25:37
Het bloedde nogal.
1:25:39
Even later moest ik
Michael oppikken op school.
1:25:43
Het bloedde waarschijnlijk nog
toen in instapte.
1:25:46
Welke bloedgroep heb je?
1:25:48
B-negatief.
1:25:50
Die hebben we ook gevonden.
1:25:53
Dat was het dus.
- Niet helemaal.
1:25:55
Het bloed in de kofferbak
was niet B-negatief.
1:25:59
Ik weet niets van bloed
in de kofferbak.