:28:01
Maandag.
:28:19
Wat gaan we vandaag doen?
:28:23
We gaan naar het noorden...
:28:26
en beginnen daar met de druivenexcursie.
:28:28
We zakken van daaruit af, zodat...
:28:30
hoe meer we drinken...
:28:32
hoe dichter we bij het motel komen.
:28:38
Wat heb jij?
:28:46
Wat is er?
:28:50
Ik ga lol maken tijdens deze reis...
:28:53
en jij gaat het niet voor mij verkloten...
:28:56
met je depressie en angsten en
negatief gelul.
:29:03
Nu liggen de kaarten op tafel.
:29:06
Inderdaad.
:29:08
Ik meen het. Niet liggen zeiken.
:29:12
Ik ga van bil voor ik zaterdag ga trouwen.
Snap je dat?
:29:18
Tuurlijk, makker. Absoluut.
:29:20
Luid en duidelijk.
Wat jij wil.
:29:22
Het is kennelijk jouw feestje.
:29:24
Weet je wat?
:29:26
Ga jij maar feesten,
ik ga wel met de trein terug.
:29:32
Deze week kunnen we los gaan.
:29:35
We moeten ons alle twee laten gaan.
:29:37
Het is misschien de laatste kans.
Dit is onze week.
:29:42
Dit moeten we samen delen.