:40:12
Ik ga nu.
- Ik wil niet dat je gaat.
:40:15
Ik moet over wat dingen nadenken.
- Waar moet je over nadenken?
:40:19
Praat met me.
Zeg wat.
:40:23
Waarover wil je...
:40:25
Jij gaat weg.
:40:28
Jij vertrekt
:40:30
en ik blijf hier.
:40:33
En ik ben blij voor je,
maar je zult het heel druk krijgen.
:40:38
Er staat je zoveel te wachten.
:40:40
Zeg dat nu niet.
- Het is waar.
:40:42
Ik zal later geen mooie
en dure spullen hebben.
:40:48
Dat zal ik nooit hebben,
dat is niet voor mij bestemd.
:40:51
Ik hoef niet naar school.
:40:52
Jawel.
- Ik kan ook hier blijven.
:40:55
Dit bedoel ik nou.
- Je kunt met me meegaan.
:40:59
Naar New York?
:41:03
Wat moet ik in New York?
:41:08
Met mij samen zijn.
:41:19
Ik weet het niet.
:41:25
We hoeven niet vanavond al te beslissen.
:41:28
Eerst de zomer door
en dan kijken we wel.
:41:32
Bedoel je dat je het wilt uitmaken?
:41:34
We kijken wel hoe het straks gaat.
:41:43
Maak je het uit?
:41:48
Ik zie dit niet werken.
:41:55
Doe het alsjeblieft niet.
Je meent het niet.