:28:02
Sorry. Ben je er nog?
:28:09
Waar ben je?
Dan kom ik naar jou toe.
:28:12
Nu?
- Ja.
:28:14
Zal ik naar jou toekomen?
:28:31
Hallo?
- Hallo. Ik ben het.
:28:33
De poort is kapot, eerst even rammelen
en dan duwen.
:28:53
Ik ben Emily.
- Ik ben Oliver.
:28:56
Jij bent Oliver niet.
:29:02
Is dat alles? Ik dacht dat je hem
in ieder geval binnen zou vragen.
:29:05
Ik krijg nog tien dollar van je.
:29:07
Ik wist dat hij jou niet was.
Jij bent niet zo knap.
:29:12
Ze zegt dat jij niet zo knap bent.
:29:15
Dat zei ze niet.
- Wacht even, wat zei hij?
:29:17
Wat heeft hij gezegd?
Ik zei dat je knap was.
:29:19
Zei ik toch.
- Dat zei ik ook.
:29:21
Jij...
Dat zei ze niet.
:29:25
Ze krabbelt terug.
:29:28
Hij is een beetje...
- Hij zegt dat je gek bent.
:29:31
Ja, dat had ik begrepen.
:29:36
Toeterde ze?
:29:39
Waarom?
:29:41
Mijn vrouw. Ik ga.
:29:46
Bedankt voor de lift.
- Veel plezier.
:29:58
Je ziet er anders uit.
- Jij ook.