1:28:01
Had mijn zoon dat geluk maar gehad.
1:28:03
Hier gaan we weer.
1:28:05
Wat? Je was een weervrouw
in Dubuque, Montana.
1:28:09
Je reed in een kapotte bestelbus
1:28:12
en dronk rode wijn uit het karton.
1:28:18
Klasse.
1:28:19
Jij hebt hem vermoord.
1:28:21
Wat?
- Je hebt hem vermoord.
1:28:23
Alle dokters waren het eens.
1:28:25
Mijn zoon stierf aan teleurstelling.
1:28:29
Als er iemand hem vermoordde,
was jij het.
1:28:31
Door hem almaar te bemoederen.
Niemand was goed genoeg voor hem.
1:28:37
God, je ziet er oud uit.
1:28:40
Ziet er prima uit.
1:28:42
Die vrouw maakt me nog knetter.
1:28:45
Geef me niet alle krediet.
1:28:52
Je komt er wel overheen.
1:28:56
Ik hou van je.
- Dat zal wel.
1:29:12
Dit gaat nooit ophouden, of wel?
1:29:15
Dat zijn wij over dertig jaar.
1:29:18
Wij zullen precies zo zijn.
1:29:24
Weet je wat?
1:29:28
Ik wilde met Kevin trouwen
omdat we elkaar gelukkig maken.
1:29:32
Maar dat zal jij nooit toelaten.
1:29:35
Of wel soms?
1:29:39
Ik kan niet geloven wat ik ga zeggen.
1:29:47
Jij wint, Viola.
1:29:50
Hoe bedoel je?
1:29:52
Het huwelijk gaat niet door.
1:29:56
Tot ziens, Ruby.