Sahara
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

:40:11
Dat is wat ik bedoel!
:40:41
Alles in orde?
Dat was nipt.

:40:44
Zeg dat wel.
:40:46
"Neem die telefoon op!"
Hallo?

:40:49
Rudi? Ik schoot iemand
neer met een lichtgeweer.

:40:51
Cool!
:40:54
„Wat bedoel je? Zei je iemand
neerschieten met een lichtgeweer? „

:41:05
Rudi?
:41:19
„Ik hoop voor jullie dat men
boot niet kapot is!“

:41:22
Motor 2 is weggevallen.
Wat wil je doen?

:41:27
Ik denk dat we een Panama
moeten doen.

:41:30
Een Panama?
:41:32
Panama?
:41:34
Weet je het zeker?
:41:36
Ja, zeker.
:41:37
Laat iemand die...
Ze negeren me!

:41:40
Iedereen negeert me!
Neem die telefoon op!

:41:43
We gaan een Panama doen.
Wat is dat?

:41:45
Een marinestunt.
Ik wist niet dat je ooit in Panama was.

:41:48
Dat was ik niet, het is een aanval.
Waarom noem je het dan Panama?

:41:51
We dachten dat we in Panama waren.
:41:52
„Geen Panama!“
:41:55
Wat zoek je?

vorige.
volgende.