:47:20
Misschien weten ze niet zeker
of we hier zijn.
:47:27
Wellicht zijn ze even benieuwd
naar ons als wij naar hen.
:47:31
Misschien wel.
:47:34
Zouden ze ons levend willen vangen ?
:47:50
Hij trekt zich terug.
:48:08
Kunnen we hier niet weg ?
:48:21
Daar bewoog iets.
:48:25
Er is niets meer te zien.
- Het was een van hen.
:48:28
Hoe zag hij eruit ?
- Ik kon hem niet goed zien.
:48:32
We zitten tussen hen in.
Ik moet ze absoluut zien.
:48:45
De deur is geblokkeerd.
- Het raam ook.
:48:50
Ze hebben ze met aarde bedolven.
:48:53
Die kant op. De trap naar de zolder.