:39:03
- Is er wat?
- Hij komt terug.
:39:06
- Wanneer?
- Over een maand.
:39:07
- Geheel genezen?
- Ja, hij is beter.
:39:10
- Wat ga je doen?
- Ik ga naar hem terug.
:39:12
- Wil je dat?
- Hij is m'n man.
:39:14
- Juist ja. Ga je hem over mij vertellen?
- Nee.
:39:17
- Hou je nog van hem?
- Hij heeft me nodig.
:39:20
- Ik ook, Helen.
- Niet zoals hij.
:39:22
Jij bent sterk, Nick. Hij niet.
:39:24
- Had Peter Pan vleugels?
- Nee.
:39:26
- Had hij een vliegtuig?
- Nee.
:39:28
Hoe kon hij dan vliegen?
:39:29
We gaan wandelen, Mrs Faraday.
:39:34
- Dag, mama.
- Dag, lieverd. Veel plezier.
:39:36
- Hallo, Johnny.
- Hallo, Mr Townsend.
:39:40
- Niet te lang wegblijven, Mary.
- Nee, mevrouw.
:39:52
Wanneer neem ik afscheid
van jou en het kind?
:39:55
Had ik je maar nooit ontmoet.
:39:58
Nee, dat neem ik terug.
:39:59
Beter een tijdje met jou
dan een heel leven met een ander.
:40:02
Laten we dit gepast beƫindigen, Helen.
:40:04
Kan dat?
:40:06
Laten we een paar weken weggaan.
Jij en ik samen.