:36:12
Een beetje een slungel,
maar ik vertrouw op u.
:36:16
Wat is er ?
- Niet op hem inzetten.
:36:19
Waarom niet ?
- Hij heeft glasogen. Zullen we gaan ?
:36:36
Wat bent u braaf.
U drinkt niet, u wedt niet.
:36:40
Voor de mazzel.
- Daar geloof ik niet in.
:36:45
Waar gelooft u wel in ?
- Nergens in.
:36:49
In paarden. Die lijken tenminste niet
op mensen.
:36:54
Ja, de mensen zijn slecht.
- Meestal wel.
:36:58
Hebt u een moeilijke jeugd gehad ?
- Niet bepaald.
:37:03
Volgens mij wel.
Het was vast een zware klim.
:37:07
Maar u bent heel slim.
Die verzorgde taal en die manieren.
:37:12
Hoe komt u daaraan ?
- Van m'n superieuren.
:37:16
En uw moeilijke jeugd ?
:37:19
Het oude liedje.
Een veelbelovende jeugd...
:37:22
... die is verwoest door geld en status.
:37:27
Toen ik in de zaak ging, was hij haast
op de fles. Bijna 1000 man op straat.
:37:33
Hoe was het uw familie dan vergaan ?
:37:36
Een familie die een traditie maakt
van rijke huwelijken, zit altijd goed.
:37:44
Had maar doorgezet.
Ons glasogige kneusje is eerste.
:37:52
Zullen we gaan ?
- Zoals u wilt.
:37:56
Ze zijn tot het eind van de maand open.
Nog twee zaterdagen.