:03:06
John.
- Staakt het vuren.
:03:12
Namens Richard Leeuwenhart...
:03:14
koning van Engeland
en heer van half Frankrijk...
:03:17
en daardoor opperheer alhier...
:03:20
Ik spreek namens mijzelf.
:03:23
Waar zijn je soldaten?
- Weg.
:03:25
Waar is de heer van Châlus?
- Hij leidde ze.
:03:28
Vraag's wat hij van de schat weet.
:03:31
Hij liet me achter met de vrouwen
en zonder wapens.
:03:35
Nu verzamel ik pijlen
met m'n halve oog.
:03:38
Maar dacht je dat ik een boog had
om mee te schieten?
:03:45
Mijn koning denkt dat jouw heer
een schat van hem achterhoudt.
:03:50
Ik heb orders om hem op te halen.
:03:54
Dat moet de schat zijn
van Jean de Ploeger.
:03:57
Een gouden beeld, een meter hoog?
- Dat is'm.
:04:02
Ik was erbij toen we hem vonden.
Het was slechts een steen.
:04:06
Vechten we om een steen?
:04:08
Wil je het zien?
Daar, in het knollenveld.
:04:12
Het was te zwaar, dus't ligt er nog.
:04:15
Wat ik wil zeggen...
:04:16
is dat ik de enige ben om mee te
vechten. Kom me dus maar halen.
:04:21
Je bent een dwaze, ouwe man.
:04:26
Wat nu?
:04:27
Lk wil die steen aan Richard geven.
We gaan het knollenveld zoeken.
:04:34
John.
:04:58
Wat voor belegering is dit?