:55:02
Wat ? Jou en 't kind ?
:55:06
Dat is je zoontje, hé ?
:55:10
Mijn vader is weg. Ik ben
haar zoon niet. Wat is er met je ?
:55:17
Wat zeg je ? De inspecteur
heeft 'n kind bij zich.
:55:22
Zoek wat jongens bij elkaar
en tuig haar af. Begrepen ?
:55:31
Wat is er ?
- Niks bijzonders.
:55:34
Waarom zijn jullie zo stil ?
Laten we nog 'n slok nemen.
:55:39
Ik waarschuw je, belazer me niet.
:55:57
Anna, die grote is voor mij.
:56:48
De brief.
:56:56
Ik moest 't doen.
- Verdwijn.