:50:01
De telefoon gaat.
:50:05
Met wie spreek ik?
:50:33
Hoe gaat het?
:50:37
Hoe gaat het met je...
:50:40
Ik wou vragen
hoe het met je baan ging.
:50:43
Prima. Adjunct-directeur van die tent.
:50:46
Wat wilt u drinken?
-Wat zij heeft.
:50:49
Witte wijn.
:50:51
Hoe gaat het met Billy?
-Heel goed.
:50:53
Hij heeft pas geleden
een ongelukje gehad.
:50:57
Ik ben meteen
naar het ziekenhuis gerend.
:51:00
Hij heeft een miniem litteken,
dat is alles.
:51:03
Ik vind dat het mijn schuld is.
-Onzin.
:51:06
Je ziet het niet van een afstand.
:51:11
Ik zit weleens in die coffeeshop
tegenover de school. Hij wordt groot.
:51:17
Zit je dan naar hem te kijken?
-Ik ben al twee maanden in New York.
:51:25
Daarom wou ik je
ook vandaag spreken.
:51:28
De laatste keer dat je me zag...
:51:32
was ik er tamelijk erg aan toe.
:51:39
Je ziet er prachtig uit.
:51:44
Ik heb een hele toespraak.
-Ga je gang.
:51:51
M'n hele leven ben ik al
iemands vrouw, iemands moeder...
:51:56
of iemands dochter.
:51:57
Ik wist nooit wie ik zelf was.