:10:14
Ik weet nog dat het donker was.
:10:18
Pikdonker. Ik was maar een kind.
:10:23
De muur achter me was koud.
:10:28
En vochtig. Ik had me verstopt.
:10:33
We speelden 'sardientje'.
Ik was hem.
:10:39
Iedereen zocht me.
:10:42
Er bromde iets. Ik zat achter
de vriezer in de kelder.
:10:50
Ik zat zo klem achter de vriezer...
:10:54
dat ik me niet kon bewegen.
:11:00
Ik ben bang.
:11:05
Waar ben je bang voor ?
:11:08
- Dat ze me niet vinden.
- Dat is toch de bedoeling ?
:11:13
Ik ben bang omdat ik vastzit.
:11:18
Waarom roep je niet ?
:11:21
Dat kan ik niet. Ik ben bang.
:11:25
En ze mogen me niet vinden.
:11:29
Ga verder. Wie mag je niet vinden ?
:11:33
M'n broers. Ze zijn groter en ze
laten me voor het eerst meedoen.
:11:40
- Ze willen je vast wel helpen.
- Dan mag ik niet meer meedoen.
:11:45
Ze zijn groter dan jij, hé ?
:11:49
- Zullen ze je pijn doen ?
- Ja.
:11:53
Hoe ?
:11:55
Ze lachen me uit omdat ik vastzit
en omdat ik om hulp roep.