1:20:02
Gaat het ?
1:20:04
Ja hoor. Ik voel me geweldig. Fantastisch !
1:20:08
Maar jij bent daar...
1:20:11
- Je kunt niet oversteken.
- Je hebt dit expres gedaan.
1:20:14
Doe 's normaal !
We zijn net over een waterval gegaan.
1:20:18
Geef het toe ! Je hebt dit gepland.
Ik wist dat je niet te vertrouwen was.
1:20:27
Hoe heet dat hotel in Cartagena ?
1:20:29
Hotel Cartagena. Wat kan jou dat schelen ?
1:20:33
Ga de zonsondergang tegemoet
en je komt er.
1:20:37
- Ik zal er op je wachten.
- Dat zal wel.
1:20:39
Met El Corazón in je broekzak.
En m'n zus dan ?
1:20:44
Ze hoeven het niet te weten.
Je hebt de kaart toch.
1:20:47
En jij hebt de steen.
1:20:55
Ik zie je daar wel. Vertrouw me.
1:20:58
Wat ?
1:21:38
Eindelijk.
1:21:42
- Heb je de kaart ?
- Die heb ik bij me.
1:21:45
- Ik wil met Elaine praten.
- Niks daarvan. Eerst de kaart.
1:21:49
Kijk uit je raam.
1:21:52
Zie je het fort ?
1:21:55
- De toren ?
- Ja.
1:21:56
Neem een taxiboot bij je hotel.
We treffen elkaar over twee uur.