:20:01
En nou kom je eruit of ik mol je.
:20:20
Ik kom er aan.
:20:32
Wie ben jij?
:20:34
- Ik was Charley's vriend.
- Ik ook.
:20:38
Jij moet Paul zijn.
:20:41
Ik ben Bennett.
:20:43
Charley had het altijd over je.
:20:48
Kom mee naar boven.
:20:53
Die hebben ze gisteren vernield.
Het is die buurt hier.
:20:57
Je hebt de begrafenis gemist.
Het was heel mooi, voor een begrafenis.
:21:04
Dat zijn Charley en ik
in de Tweede Wereldoorlog.
:21:08
Ik heb Charley veertig jaar gekend.
:21:13
Hij leerde jou
in de Koreaanse oorlog kennen, hé?
:21:17
Ik was gewetensbezwaarde.
:21:22
Op dat punt verschilden we,
maar we werden toch hele goeie vrienden.
:21:28
We hebben altijd contact met elkaar gehouden.
:21:32
Ik woonde hier niet ver vandaan.
Toen m'n vrouw stierf, ging ik hierheen.
:21:37
En echt, toen was dit een hele goeie buurt.
:21:41
Ik kreeg een paar dagen geleden
een brief van Charley. Hij was erg bang.
:21:46
Ze mochten hem niet.
Daarom vermoordden ze hem.
:21:50
- Wie vermoordden hem?
- Dat geteisem hier.
:21:53
Ze konden hem wat. Hij gaf ze geen cent.
:21:55
Hij zei dat hij er wat aan ging doen.
:21:58
Je bedoelt, ze persten hem geld af?