:25:52
Niet rennen.
:25:55
Dan denkt ze dat u wat lekkers bent.
:26:00
Hebt u...
Hebt u een geweer ?
:26:03
Uw geur staat haar niet aan.
:26:06
Schiet dan.
:26:08
Ze heeft al ontbeten.
:26:10
Niet...
:26:14
Schiet nou.
- Nee, we wachten nog even.
:26:19
Schiet nou toch.
:26:30
Hoe dichtbij wilde u haar laten komen ?
:26:33
Nog iets.
:26:36
Ze wachtte tot u zou vluchten.
Mensen doen dat ook zo.
:26:39
Ik was bijna haar lunch geworden.
- Daar kan zij niks aan doen.
:26:43
Ik ook niet.
- Hebt u geen geweer bij u ?
:26:46
Op mijn zadel.
:26:49
Altijd bij je dragen.
Paarden zijn slechte schutters.
:26:53
Voor Berkeley.
Hij heeft cadeaus voor u.
:26:55
We zijn al bij uw huis geweest.
:26:58
Wat aardig van u.