:11:00
Ik ken u al lang.
:11:02
Signor Claudio, Signor Benedick,
mijn vriend Leonato heeft u uitgenodigd.
:11:07
Ik heb hem gezegd dat we hier
minstens een maand zullen blijven.
:11:17
Mag ik u welkom heten, mijn heer.
:11:24
Nu u zich met de prins, uw broer,
hebt verzoend,
:11:28
ben ik geheel tot uw dienst.
:11:30
Ik dank u zeer.
:11:33
Ik ben geen man van veel woorden,
maar ik dank u zeer.
:11:44
- Wil Uwe Hoogheid ons voorgaan?
- Uw hand, Leonato. Wij gaan samen.
:12:01
Zeg, Benedick,
:12:03
heb jij goed op de dochter
van Signor Leonato gelet?
:12:06
- Ik heb haar wel gezien.
- Is zij niet een ingetogen jongedame?
:12:11
Vraagt u mij naar mijn oprechte mening,
:12:14
of wilt u dat ik naar mijn gewoonte
spreek als gezworen vrouwentiran?
:12:17
Nee. Wilt u zeggen wat u echt meent.
:12:20
Ik denk dat ze
te nederig is voor hoge lof,
:12:23
te donker voor schitterende lof,
en te klein voor grote lof.
:12:26
Als ze anders was dan ze is,
zou ze lelijk zijn
:12:30
en omdat ze niet anders is dan ze is,
mag ik haar niet.
:12:33
U denkt dat ik een grapje maak. Zeg me
in alle ernst, wat u van haar vindt.
:12:37
Wilt u haar kopen,
dat u zo naar haar vraagt?
:12:40
- Kan de hele wereld zo'n juweel kopen?
- Dat, en een kistje om het in te doen.
:12:45
Maar zegt u dit in volle ernst?
:12:52
In mijn ogen is zij de liefste
jonkvrouw die ik ooit heb gezien.
:12:56
Ik kan nog zonder bril zien,
en ik zie er niets van.