:27:04
Maar dat Jonkvrouw Beatrice mij kent,
en mij toch niet kent.
:27:08
De nar van de prins.
:27:11
Zo word ik niet genoemd.
:27:14
Het is de boze,
giftige aard van Beatrice
:27:17
die van haar eigen persoon de wereld
maakt, en mij zo afschildert.
:27:21
Nu, ik zal mij wreken zo goed ik kan.
:27:26
Signor, waar is de graaf?
:27:28
Hij was melancholiek
als een hutje in een konijnenpark.
:27:31
Ik zei hem, en dat leek mij juist,
:27:33
dat Uw Edelheid de gunst had verworven
van deze jonkvrouw.
:27:37
Jonkvrouw Beatrice
draagt u geen goed hart toe.
:27:40
De edelman die met haar danste zei
dat u kwaad van haar gesproken hebt.
:27:44
Zij behandelde mij zó dat zelfs
een blok hout 't niet verduren zou.
:27:48
Ze zei me, zonder dat zij wist
dat ik het was,
:27:50
dat ik de nar van de vorst was,
:27:53
en saaier dan een lange dooiperiode.
:27:55
Zo ging ze, steek op steek, door
:27:59
dat ik mij als een schietschijf voelde
waar een heel leger op richtte.
:28:03
Ze spreekt met dolken,
en ieder woord steekt.
:28:07
Als haar adem even erg was als
wat ze allemaal van mij zei,
:28:11
zou ze alles verpesten tot aan de Poolster.
:28:13
Ja, alle onrust, gruwel
en verschrikking volgt haar.
:28:18
Kijk, daar komt ze.
:28:22
Hebt u niets voor mij te doen
aan het einde van de wereld?
:28:26
Ik wil nu naar de Antipoden gaan
voor de kleinste boodschap
:28:29
die u voor mij kunt bedenken.
:28:31
Ik wil u een haar gaan halen
uit de baard van de grote Khan.
:28:36
Een gezantschap bij de Pygmeeën
op mij nemen.
:28:39
Alles liever dan drie woorden
te moeten wisselen met deze harpij.
:28:45
Hebt u geen enkele opdracht voor mij?
:28:48
Helemaal geen,
dan dat u mij goed gezelschap houdt.
:28:52
Hemel, heer.
Van dat gerecht hou ik niet.
:28:54
Ik kan Jonkvrouw Tong niet uitstaan.