:51:00
Wie zegt dat?
-Mijn oom.
:51:04
Ik mag overal iets planten.
:51:07
Blauwe bloemen, roze bloemen,
gele bloemen.
:51:11
Korenbloemen, vingerhoedskruid.
Wat ik maar wil.
:51:17
Het regent.
:51:28
De regen helpt de bloemen groeien.
:51:37
Als het in India regende,
vertelde mijn "ayah" me verhaaltjes.
:51:42
In een ervan was er een god.
Daar doe jij me aan denken.
:51:46
Als kind werd hij verstopt,
niemand mocht hem zien.
:51:54
Waarom?
-Zijn oom wilde hem vermoorden.
:51:58
De oom droomde dat de god
de hemel over zou nemen.
:52:01
Waar verstopte hij zich?
-Hij woonde bij de koeien.
:52:08
Was hij anders dan de mensen?
-Alleen van binnen.
:52:12
In zijn keel zag je het heelal.
-Dat past nooit.
:52:18
Bij hem wel.
-Hoe dan?
:52:21
Dan moet hij groter zijn
dan het hele heelal.
:52:26
En hij zag er toch niet anders uit?
:52:30
Alleen van binnen was hij anders.
:52:33
Het slaat nergens op.
-Dat hoeft ook niet.
:52:37
Het gaat om de gedachte.
-Wat stom.
:52:40
Het is magie.
-Wat ben jij stom.
:52:43
Ik ben niet stom.
Jij begrijpt het niet. Dat wil je niet.
:52:48
Je durft toch niet weg te gaan.
-Denk je dat?
:52:52
Ik laat je terugslepen.
-O ja, meneer de radja?
:52:57
Dat is goed, hoor.
Dan kijk ik gewoon niet naar je.