:55:03
En nu rennen.
:55:09
Wat is er ?
- Welke kant moet ik op ?
:55:11
Die kant.
:55:13
Ik ben zo nerveus.
Ik doe dit voor het eerst.
:55:16
Je hoeft niet nerveus te zijn.
Je bent in Parijs.
:55:19
Je hebt ballonnen. Opeens gaat
het regenen en je bent blij.
:55:23
Waarom ben ik blij ?
- Omdat ik het zeg.
:55:28
Meer hoef je niet weten.
Je bent blij. Rennen.
:55:32
Dat is geweldig. En nu stoppen.
:55:35
Prachtig.
:55:45
Vandaag ben je ongelukkig.
- Gekwetst.
:55:47
Een tragisch figuur. Diepbedroefd.
Lijdend. Je bent Anna Karenina.
:55:52
Zal ik me voor de trein gooien ?
:55:55
Misschien. Eerst wil ik
volledige opoffering zien.
:55:59
Je hebt net afscheid genomen
van je minnaar.
:56:05
Misschien word je nooit
meer zo gezoend.
:56:08
Marcel, laat haar huilen.
:56:13
Ze heeft al tranen in haar ogen.
- Je bent dus ook een actrice.
:56:17
Jo, trek het hele register open.
Droefenis, verlangen, drama.
:56:23
Maak je lippen nat.
:56:25
Mooi zo. En dan nu de stoom.
:56:29
Geweldig, net als in de film.
Arme Anna Karenina.
:56:33
Nee, niet te veel stoom.
Iets minder graag. Zo is het goed.
:56:42
Geef haar wat bloemen.
Bloemen, een flink boeket.
:56:46
Goed zo. Meer. Meer. Meer.
:56:49
Jo, het is lente. Je bent verliefd.
:56:52
En draai je nu om. Waanzinnig.