:39:03
Kom op.
:39:07
Tot ziens.
:39:20
De auto is buiten. Er is iemand
in huis. Kom snel.
:39:33
Kom overeind.
:40:13
iedereen heeft haast tegenwoordig.
:40:16
-iemand heeft ons door.
-Doet dat ertoe dan?
:40:19
-We hebben de chip. We zijn zo weg.
-Waar is Alice?
:40:26
-Wat is er gebeurd?
-ik moet die vrouw uit de weg ruimen.
:40:30
Haal die chip eruit.
:40:49
ik heb hem.