Affliction
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

1:15:17
Laat dat.
1:15:19
Wie, ik ?
1:15:20
Ik heb niks gedaan.
1:15:25
Kijk eens hoe goed ik mijn werk doe.
1:15:28
Je doet niks.
Ik had je bij je fles moeten laten.

1:15:31
Zeker weten.
1:15:34
Eindelijk. Je vader is hier, Wade.
1:15:37
Marge heeft gebabysit.
Ze is bij je ingetrokken, hè ?

1:15:41
Wat is er gebeurd ?
- Stel geen vragen.

1:15:44
Kijk eens aan, de verloren zoon.
- Het werd verdomme tijd.

1:15:48
Ik heb werk. Hulpkok en bordenwasser.
1:15:51
Laten we naar huis gaan.
1:15:53
Sorry, ik werd opgehouden.
1:15:58
Larie, 'opgehouden'...
1:16:01
Je loopt je lul achterna
alsof het je neus was.

1:16:04
Bek dicht, Whitehouse... Neem hem mee.
Het is niet leuk meer.

1:16:09
Naar huis, maar waar ?
ls dat jouw huis of dat van mij ?

1:16:15
Je bent verdomd uitgekookt, Wade.
1:16:18
Je ma is dood.
Zij kan je niet meer goedpraten.

1:16:22
Nu heb je met mij te maken.
1:16:25
Het is uit met de suikertiet.
1:16:27
In godsnaam, pa. We gaan naar huis.
1:16:30
Je moet met hem breken.
- Dat kan ik niet.

1:16:33
Duw je me nou ?
1:16:40
Duw me niet.
1:16:42
Denk je dat je me aankunt ?
1:16:44
Toe nou, pa.
- Kom maar op.

1:16:47
Nee, stap nou in.
Stap in de auto.

1:16:51
Instappen.
- Doetje.

1:16:55
Word toch eens volwassen.
1:16:57
Je bent nooit voor jezelf opgekomen.
1:16:59
Godverdomme !

vorige.
volgende.