:42:04
- Heeft ze 'm ?
- Zet 'm maar aan.
:42:12
Ze heeft 'm. Zo is het goed.
:42:16
- Je kunt nu gaan.
- Denk je ?
:42:19
Ga naar je les.
:42:22
- Wat nu ?
- Ik wacht op telefoon van dokter Cohen.
:42:25
Ik annuleer de reservering
bij het restaurant vanavond.
:42:28
Dat is goed.
:42:32
Ga.
:42:37
- De tablet doet nog niets, schat.
- Wacht nog even.
:42:43
- Wordt het warm ?
- Ja, 'n beetje.
:42:47
Ja.
:42:51
Ik geef haar Dilaudid voor de pijn.
:42:54
Het kan haar wat slaperig maken.
:42:56
Ze mag niet autorijden.
Haar spraak kan wat onduidelijk worden.
:43:00
Mogelijk krijgt ze betere perioden...
:43:03
maar laat haar niet rijden
met deze medicijnen.
:43:05
Oké.
:43:07
'n Zuster zal de vitale functies controleren.
:43:10
Vanmiddag nog.
:43:12
We hebben geen zuster nodig.
Ik kan 't aan.
:43:15
Ik sta erop. Je moeder lijdt veel pijn.
:43:17
Ze heeft iemand nodig
om open mee te zijn.
:43:19
Ze kan open zijn met mij.
:43:23
Is dat zo ?
:43:27
- Klopt het nog ?
- Luid en duidelijk.
:43:31
Wat kan ik doen om u te helpen,
mevrouw Gulden ?
:43:33
Vertel me over uw pijn. Is die constant ?
:43:38
Behoorlijk, ja.
:43:39
Maar deze medicijnen helpen me echt.
:43:44
Heeft u problemen met het baden
en aankleden ?
:43:49
Soms wel een beetje...
:43:51
om in en uit het bad te komen.
:43:53
Dat heb je me niet gezegd.
:43:57
Waarom zei je 't me niet ?
:43:59
Je moet je al om zoveel dingen
zorgen maken.