:49:00
Moest je daar weg ?
- Ik wou weg.
:49:02
Wil je soms een ander hotel ?
- Nee.
:49:10
Een hotel is een hotel. Laat maar.
Laten we het over jouw koekjes hebben.
:49:16
Het scheelt een hoop geld.
- Ze moet hier niet komen wonen.
:49:21
Het kost ons 10.000 per week.
- Wie zegt dat ze weg wil.
:49:26
Ze slaapt niet goed.
- Omdat ze te vaak bestelt.
:49:30
Als je 's nacht roomservice belt,
slaap je niet.
:49:34
Ik wil alleen helpen.
- Het was vast een geslaagde lunch.
:49:38
Ik dacht alleen aan jou.
:49:40
Je doet steeds boodschappen
voor haar.
:49:44
Dan ben je dichterbij huis.
:49:47
Ik vind het niks. Bovendien
hebben we geen ruimte.
:49:51
Je kunt weer binnen gaan werken.
:49:54
Het bijhuis is van mij. Ik werk daar niet
voor niks: Hier is geen plek voor mij.
:50:00
Ik wil je alleen maar helpen.
:50:03
Ik blijfwaar ik zit, en zij ook.
M'n werk begint net op gang te komen.
:50:09
Een ongelukkige muze
is geen goede muze.
:50:12
Eerst was je vreselijk sceptisch
en nu ben je haar grootste fan.
:50:17
Ik dacht alleen maar aan ons.
- Het is geen goed idee.
:50:26
Ik heb ergens zin in.
- Ze kan hier komen wonen.
:50:46
Deze is zwaarder dan ik dacht.
:50:49
Dames, we zouden dit samen doen.
Dit moest een project worden.
:50:56
Geel weet ik niet.
- Wat doet geel ertoe ?