1:29:03
Ik heb slechte ogen.
Ik mag niet autorijden.
1:29:06
Ik wil niet gebracht worden.
En ik moet naar mijn broer toe.
1:29:12
Lijkt me logisch. Waar is hij ?
1:29:15
Zo dichtbij dat ik hem
haast kan voelen. In Mount Zion.
1:29:20
Hoe heet hij ?
- Lyle Straight.
1:29:25
Is hij die man
die onlangs een beroerte kreeg ?
1:29:30
Inderdaad. Kent u hem ?
1:29:33
Ik werk
in het ziekenhuis van Boscobel.
1:29:35
Ik herinner me hem.
1:29:37
Hij viel me op
omdat hij in mijn parochie woont.
1:29:41
Hij is een baptist.
- Dat heeft hij me verteld.
1:29:45
Hij heeft me nog meer verteld,
maar niet dat hij een broer had.
1:29:53
We hebben allebei
lange tijd geen broer gehad.
1:30:02
U heeft hem dus gezien ?
Gaat het goed met hem ?
1:30:05
Ik heb hem
alleen die ene keer gezien.
1:30:07
Sindsdien heb ik niks meer gehoord.
1:30:22
Lyle en ik zijn echt
als twee goeie broers opgegroeid.
1:30:28
We woonden op een boerderij
in Moorhead, Minnesota.
1:30:32
We werkten hard.
1:30:35
Vader en moeder zwoegden
zich haast dood voor de boerderij.
1:30:41
Lyle en ik maakten
spelletjes van onze karweien.
1:30:47
We verzonnen
wedstrijden en weddenschappen
1:30:51
om toch maar niet
aan de koude te denken.
1:30:54
God, het was koud.
1:30:57
Hij en ik
sliepen buiten op het erf