:10:15
Heb je haar op school leren kennen ?
- Ja, eigenlijk wel.
:10:20
Dat is mooi. Waar studeert ze ?
- In Seattle.
:10:25
Dat is ver weg.
- Wat wil je daarmee zeggen ?
:10:29
Sterkte.
- We hebben een hele hechte band.
:10:33
We hebben elkaar
de hele zomer niet gezien.
:10:38
Hoe lang was ze weg ?
- Anderhalve maand.
:10:41
Jullie gingen bij elkaar langs
en belden elkaar.
:10:45
Je moet er wat voor over hebben.
- Ik heb dit al zo vaak gezien.
:10:50
Vorig jaar waren dat soort relaties
na het tweede semester verbroken.
:10:56
Blijf realistisch.
- Volgende.
:10:59
Waar woon je ?
- Herman Hall.
:11:02
Ik kan je wat tips geven.
- Woon jij daar ?
:11:05
Nee, vrienden van me. Ik woon
buiten de campus met m'n vriend.
:11:11
Heb jij een vriend ?
:11:14
Wie ?
- Michael Winters. Hij is muzikant.
:11:18
Hij is geweldig.
- Woon je met één jongen samen ?
:11:22
En je zei dat je uit naam
van de liefde niet wilde kiezen.
:11:26
Je doet rare dingen
als je smoorverliefd bent.
:11:30
Volgende.
- Ik ben aan de beurt.
:11:40
Ik ben zo snel mogelijk gekomen.
Wat is er gebeurd ?
:11:44
Hij heeft me verlaten.
- Waarom ?
:11:47
Hij heeft een ander.
- Wat erg. Wie is het ?
:11:51
Dat kan me niet schelen.
Hij is bij me weg.
:11:55
Hoe weet je het ? Heb je ze betrapt ?
Je hebt ze betrapt in dit bed.