The Kid
prev.
play.
mark.
next.

:45:04
Ik dacht datje verdwenen was.
:45:07
Ik weet niet hoe. Ik heb honger.
:45:13
Ik heet Amy, en jij?
:45:18
En wie is Rusty?
:45:21
Mijn neefje.
:45:24
Van mijn zuster.
-Dat deze herfst gaat studeren?

:45:27
De andere.
:45:29
Melissa?
:45:32
Ja, Amy. Dit is Melissa.
:45:35
Die andere.
Waar ze liever niet over praat.

:45:39
Vandaar datjij
nooit over 'm praat.

:45:42
Misschien vertel ikjou niet alles.
:45:47
Is 't leuk bij je oom?
:45:49
Niet echt.
Ik moest buiten slapen van hem.

:45:53
Ik kreeg geen ontbijt.
En hij heeft geen hond.

:45:57
Dat is ernstig.
:45:59
Moet hij buiten slapen?
-In een tent.

:46:01
Heb jij 'n tent?
-Zijn eigen.

:46:04
Je geeft 'm geen ontbijt.
:46:06
Hij kan best 'n keer overslaan.
:46:13
Heb je honger?
-Ik rammel.

:46:16
Dan gaan we eten.
:46:17
Dat kan niet. Hij moet meteen
terug naar z'n moeder.

:46:22
Vergeet kenny niet.
:46:24
Dag, Rusty.
:46:26
Leukje te ontmoeten.
:46:35
kijk niet zo dweperig.
:46:37
Zij is leuk. Ik wed
dat zij wel van honden houdt.

:46:42
Nou zit ik metje opgescheept
én weet ik niet wat ik moet.

:46:46
Dan gaan we toch eten?
:46:48
Omdatje niet weet
watje anders moet doen?

:46:51
Nee, omdat 't in de lucht staat.
:46:55
EET HIER

prev.
next.