The Kid
prev.
play.
mark.
next.

:46:01
Heb jij 'n tent?
-Zijn eigen.

:46:04
Je geeft 'm geen ontbijt.
:46:06
Hij kan best 'n keer overslaan.
:46:13
Heb je honger?
-Ik rammel.

:46:16
Dan gaan we eten.
:46:17
Dat kan niet. Hij moet meteen
terug naar z'n moeder.

:46:22
Vergeet kenny niet.
:46:24
Dag, Rusty.
:46:26
Leukje te ontmoeten.
:46:35
kijk niet zo dweperig.
:46:37
Zij is leuk. Ik wed
dat zij wel van honden houdt.

:46:42
Nou zit ik metje opgescheept
én weet ik niet wat ik moet.

:46:46
Dan gaan we toch eten?
:46:48
Omdatje niet weet
watje anders moet doen?

:46:51
Nee, omdat 't in de lucht staat.
:46:55
EET HIER
:47:02
Dan gaan we toch eten?
:47:07
Wat mag 't zijn?
:47:10
Wentelteefjes,
pannenkoeken en bacon.

:47:13
Iets gezonds.
:47:15
We hebben alleen eten met zetmeel,
suiker en zout...

:47:19
...met veel vet, cholesterol
en heel lekker.

:47:22
Geeft 'n veilig gevoel.
:47:24
Wentelteefjes,
pannenkoeken en bacon.

:47:27
Milkshake erbij?
-Chocola. Met extra slagroom.

:47:33
En u?
-De omelet met toverbonen.

:47:37
Nog geen koffie gehad?
komt eraan.

:47:42
Graag voordat de zaak verdwijnt.
Wat moetjij, opa?

:47:52
Wat doeje hier?
-Ik eet wentelteefjes...

:47:55
Daar heb ik 't niet over.
Wat kom je doen?

:47:59
Weet ik niet.
M'n vliegtuig ophalen?


prev.
next.