The Kid
prev.
play.
mark.
next.

:47:02
Dan gaan we toch eten?
:47:07
Wat mag 't zijn?
:47:10
Wentelteefjes,
pannenkoeken en bacon.

:47:13
Iets gezonds.
:47:15
We hebben alleen eten met zetmeel,
suiker en zout...

:47:19
...met veel vet, cholesterol
en heel lekker.

:47:22
Geeft 'n veilig gevoel.
:47:24
Wentelteefjes,
pannenkoeken en bacon.

:47:27
Milkshake erbij?
-Chocola. Met extra slagroom.

:47:33
En u?
-De omelet met toverbonen.

:47:37
Nog geen koffie gehad?
komt eraan.

:47:42
Graag voordat de zaak verdwijnt.
Wat moetjij, opa?

:47:52
Wat doeje hier?
-Ik eet wentelteefjes...

:47:55
Daar heb ik 't niet over.
Wat kom je doen?

:47:59
Weet ik niet.
M'n vliegtuig ophalen?

:48:02
Dat heb je, en we zitten
nog dieper in de soep dan eerst.

:48:10
Wat moet ik metje?
-Wat wil je?

:48:13
Jou op dieet, bollie.
:48:16
Zorgen datje geen watje bent.
:48:18
Dat is dus mijn vak.
:48:22
Mensen goed laten overkomen.
:48:25
Het probleem is...
:48:29
...dat ik bij jou niet weet
waar ik moet beginnen.

:48:32
Ik wil niet gepest worden.
:48:35
De kinderen lachen ons altijd uit.
:48:38
En dat vind ik rot.
:48:41
Waarom zie ik dat niet?
:48:43
Daarom ben je dus hier.
:48:45
Ik leerjou knokken.
En trouwens:

:48:49
Ze pesten jou. Alsje mij bent
en ze lachen, zijn ze dood.

:48:54
Als ze lachen, zijn ze dood?
:48:56
Je lacht, en je sterft.
:48:58
Je lacht, en je sterft.

prev.
next.