:28:03
Ik denk dat we hetzelfde zijn.
:28:06
Bedoel je dat we ons slecht uiten ?
:28:11
Dat was het woord dat ik zocht.
:28:28
Wat doe je komende zaterdag ?
:28:33
Ik zei je toch
dat je die knieën moest laten nakijken ?
:28:37
- En weet je wat hij zei ?
- Wat ?
:28:39
Hij vindt me leuk zonder de jurk,
de make-up en de naaldhakken.
:28:44
Misschien is de volgende geschikter.
:28:47
Er komt geen volgende. Hij is het.
:28:53
- Daar ben je dan !
- We dachten dat je bij hem was.
:28:56
Jullie zagen er zo schattig uit samen.
:28:58
- Raad eens.
- Wat ?
:29:00
Hij heeft me gekust.
:29:03
- Goed zo, kind !
- Je bent verliefd op hem.
:29:08
Wie is dat ?
:29:14
- Dat is...
- Een andere vrouw.
:29:17
- Misschien zijn ze gewoon bevriend.
- Maar hij doet nooit de gordijnen dicht.
:29:22
Misschien is het z'n zus.
:29:23
We zijn niet in Australië, Candi.
:29:26
Het spijt ons echt.
Onze rotzakkenradar ging bij hem niet af.
:29:30
Het geeft niet.
:29:31
Ik kan mijn ogen en hart niet vertrouwen.
Waarom mijn knieën wel ?
:29:35
- Vergeet hem toch. Ga met ons mee uit.
- Nee, gaan jullie maar.
:29:39
- Weet je 't zeker ?
- Het gaat prima met me.
:29:49
Ik kan je niet zien,
maar ik weet dat je verdrietig bent.
:29:53
O God.