Heist
vorige.
weergeven.
als.
volgende.

1:29:15
Hoe is het met je?
1:29:17
We hebben al ingepakt.
1:29:20
Hoe ben je die vent kwijtgeraakt?
1:29:23
- Achtergelaten bij het altaar?
- Ja, bij het altaar.

1:29:26
Zo ken ik je.
1:29:30
Wat is er met jouw gebeurd?
1:29:32
Ja, ja.
1:29:34
De plannen zijn verandert
en je kon me dat niet doorgeven?

1:29:40
- Haal hem van de boot.
- Van de boot!

1:29:43
Ga van die boot af!
1:29:46
Ja, zo is het goed.
1:29:50
Waar is je vriend?
1:29:53
Waar is je vriend?
1:29:55
Ben je helemaal alleen?
1:29:57
Nee. Je bent niet alleen.
Het is niet goed om alleen te zijn.

1:30:02
Gooi maar weg.
1:30:03
Ga zijn vriend zoeken.
1:30:05
- Ik had geen keus.
- Laat mijn vrouw gaan!

1:30:08
Vind je het erg als ik iets persoonlijks zeg?
Je vrouw is een hoer.

1:30:11
Jullie twee hebben dit plan gesaboteerd
en wilden de rest achterlaten.

1:30:14
- Na alles wat we samen hebben meegemaakt!
- Val dood!

1:30:18
- k zou je rijk hebben gemaakt.
- Is dat zo?

1:30:21
Ik zou je rijk hebben gemaakt,
jij klootzak.

1:30:25
Maar jij moest het op het eind
weer moeilijk maken.

1:30:28
Jij stuk stront!
1:30:29
Ja? Wie knielt er nu op de wal?
1:30:32
- Hij is niet hier.
- Ok.

1:30:35
Ok. Wil je het nu afronden?
1:30:37
Wil je hier blijven staan
en mijn echte naam raden?

1:30:40
- Wat is jou naam?
- Repelsteeltje!

1:30:43
- Wat was het vroeger?
- Let op je woorden!

1:30:46
- Laat hem verdomme met rust!
- Ga terug!

1:30:50
Haal haar hier weg!
1:30:53
Je wilde weer tot het uiterste gaan,
is het niet?

1:30:58
- Is het niet zo?
- Laat haar gaan. Dan geef ik het goud op.


vorige.
volgende.