:48:00
De tijd, wat een verraderlijk iets is dat.
:48:03
Mijn hoofd is op twee plaatsen tegelijk,
mijn hersenen doen pijn.
:48:07
Wil je eten?
- Nee, ik wil in bad.
:48:10
Ik zal het laten vollopen.
- Nee, ik neem een douche.
:48:13
Gaat het?
:48:15
Hoe was het?
- Zoals alle congressen, een braspartij.
:48:21
En het hotel?
:48:23
Ik hoorde dat de mooie mensen
in een hotel,
:48:27
de portier, de liftjongens en -meisjes,
:48:30
allemaal hoeren zijn.
:48:32
Dat weet iedereen.
- Ik niet.
:48:38
Je wilt zeker niet even geneukt worden?
- Ik ben net in bad geweest.
:48:46
Dan zorg ik voor mezelf
in de klinische badkamer.
:48:50
Jij hebt die badkamer uitgezocht.
- Als ik me erin was, voel ik me vies.
:48:53
Hij is schoner dan ik. En arrogant.
De spiegel vraagt telkens: 'Wie ben jij?'
:48:58
Jij hebt hem uitgezocht.
- Dan vind ik hem nog niet mooi.
:49:01
We hadden hem niet moeten nemen.
:49:03
Het schuldgevoel van de middenklasse.
- Van de werkende klasse.
:49:06
Waarom ben je aangekleed
als je net in bad bent geweest?
:49:10
We hadden melk nodig.
:49:13
Gaat het wel?
:49:15
Met jou?
:49:21
Ik ga weg.
- Het spijt me.
:49:24
Dat doet er niet toe.
:49:26
Waar heb je spijt van?
- Van alles.
:49:30
Waarom heb je het niet eerder gezegd?
- Lafheid.
:49:35
Is het omdat zij succes heeft?
- Nee, omdat zij me niet nodig heeft.
:49:44
Laat je haar hier komen?
- Ja.
:49:52
Ging ze niet trouwen?
- Daarna zagen we elkaar niet meer.
:49:56
Toen we de stad uit gingen?
Om ons derde jaar samen te vieren?