:49:01
We hadden hem niet moeten nemen.
:49:03
Het schuldgevoel van de middenklasse.
- Van de werkende klasse.
:49:06
Waarom ben je aangekleed
als je net in bad bent geweest?
:49:10
We hadden melk nodig.
:49:13
Gaat het wel?
:49:15
Met jou?
:49:21
Ik ga weg.
- Het spijt me.
:49:24
Dat doet er niet toe.
:49:26
Waar heb je spijt van?
- Van alles.
:49:30
Waarom heb je het niet eerder gezegd?
- Lafheid.
:49:35
Is het omdat zij succes heeft?
- Nee, omdat zij me niet nodig heeft.
:49:44
Laat je haar hier komen?
- Ja.
:49:52
Ging ze niet trouwen?
- Daarna zagen we elkaar niet meer.
:49:56
Toen we de stad uit gingen?
Om ons derde jaar samen te vieren?
:50:03
Bel je haar?
Smeek je haar terug te komen?
:50:06
Ga je naar haar toe
als je alleen gaat wandelen?
:50:09
Je bent een hufter.
:50:11
Bedriegen is een klotestreek.
Dat ontken ik niet.
:50:14
Hoe? Hoe gaat het in zijn werk?
:50:18
Hoe doe je dat iemand aan?
:50:22
Slechte uitleg.
:50:25
Ik werd verliefd op haar.
- Had je soms geen keuze?
:50:29
Er is altijd een moment waarop je beslist:
ik bezwijk of ik bied weerstand.
:50:34
Ik weet niet wanneer dat moment was,
maar het was er vast en zeker.
:50:38
Ik ben weg.
:50:42
Het is buiten niet veilig.
- Hier wel?
:50:45
En je spullen dan?
:50:47
Niet nodig.
- Waar ga je naartoe?
:50:50
Ik verdwijn.
:50:54
De sultan heeft geschenken meegebracht.