:42:01
Kom mee.
:42:05
Gaat 't?
Hoe komt hij aan dat wapen?
:42:08
Zoals hij aan die penning komt.
Van z'n werk.
:42:19
Je zei tegen die smeris
dat je me iets wilde laten zien.
:42:24
Ik heb je naam
gehoord, maar wie bent u?
:42:29
Je bent over me getipt.
:42:32
U heeft ons geholpen, maar ik heb
echt geen idee waar u het over heeft.
:42:39
Wil jij iets zeggen?
:42:41
Hij spreekt namens mij.
:42:44
Hij spreekt namens mij.
:42:47
Ik moet zo een miljardendeal sluiten.
Ik heb hier geen tijd voor.
:42:53
Als je me iets wilt laten zien,
doe dat dan. Anders is daar de deur.
:43:11
Heeft u nu wel tijd voor ons?
:43:15
Ik wil dit.
- Hoeveel?
:43:19
Kom over twee uur terug met het biljet.
:43:23
Moet 't vandaag?
- Zoals je weet, moet ik het land uit.
:43:28
Dat wist ik niet.
:43:32
Hebben wij even mazzel.
- Ik hou 't op slimheid.
:43:52
Wat doe jij hier?
- Maak je niet druk.
:43:55
We hadden een vergadering.
- Zijn jullie zakenpartners?