:01:08
Hoe gaat het met je benen?
- Hetzelfde.
:01:13
Morgen breng ik je je geld.
:01:15
Het wordt 'n grote klapper. Dan kunnen
we die goede piano voor je kopen.
:01:22
Hoe kan ik spelen met zulke handen?
:01:26
Drinken maakt 't alleen maar erger.
:01:33
Heb je werk?
:01:37
Wees voorzichtig.
- Wat kan mij nou gebeuren?
:01:43
Pas nou maar op.
:01:46
Ik moet ervandoor.
:01:59
Is je ouwe heer ziek?
- Diabetes.
:02:03
Met insuline en zo?
:02:07
Ik hou niet zo van zieke mensen.
- Hij is diabeet.
:02:10
Ik word er gewoon niet goed van.
:02:18
Wat bedoelde je zus?
- Waarmee?
:02:21
Met die opmerking over je partners.
:02:24
Ze weet van niks. Ze zit niet in het vak.
Stom kreng.
:02:29
En wat is dat voor rechtszaak?
- Ik weet niet waar je het over hebt.
:02:35
Dat met haar en je broer.
Ik heb alles gehoord.
:02:39
M'n moeder had geen testament. Zij
gunt me niks, dus nam ze 'n advocaat.
:02:44
Toen nam ik er ook een
en de mijne is beter.
:02:57
Waarom werk je niet meer met Ochoa?
Als je partner mag ik dat weten.